Ze staat bekend om haar liefde voor kleur, haar vermogen om uiteenlopende stijlen samen te brengen en vooral om interieurs een echt persoonlijk karakter te geven: interieurdesigner Roos Reedijk. Naast haar werk aan uiteenlopende projecten in binnen- en buitenland is ze regelmatig op televisie te zien, waar ze kijkers inspireert met haar creatieve ideeën en praktische tips. In dit interview vertelt Roos over haar visie, inspiratiebronnen en de trends van dit moment.
1. Hoe omschrijf je jouw signatuur als interieurdesigner?
‘Dat vind ik een moeilijke vraag, want ik heb niet één vaste signatuur. Ik ben eerder een soort kameleon. Natuurlijk heb ik mijn eigen smaak, en mensen kennen mij vaak van mijn kleurgebruik. Maar het gaat mij nooit om één stijl of één herkenbaar handschrift. Ik probeer altijd een balans te vinden. Kleur kan bijvoorbeeld prachtig zijn, maar ik combineer het vaak met een rustige basis of een klassieke of vintage ondertoon. Juist die spanning maakt een interieur interessant. Het allerbelangrijkste is dat een huis een plek wordt waar mensen zich écht thuis voelen. Ik ben er niet om mijn eigen smaak door te drukken. Je woont er niet zodat je in een huis leeft dat Roos leuk vindt – je woont er omringd door dingen die jij zelf fijn vindt. Daarom kijk ik altijd naar de wensen van de bewoners, hun smaak, maar ook naar het huis zelf. Een nieuwbouwwoning vraagt nu eenmaal om andere keuzes dan een klassiek herenhuis of een bungalow. De bouwstijl moet kloppen met de inrichting. Ik merk wel dat mensen die echt helemaal niet van kleur houden, minder snel bij mij terechtkomen. En dat is ook goed, want dan werk ik mezelf tegen. Maar kleur betekent bij mij niet automatisch knalroze muren of overal felle tinten. Kleur kan ook in details zitten: in kunst, in textiel, in accessoires. Het kan subtiel of juist uitgesproken zijn. Belangrijk is dat het iets toevoegt aan de persoonlijkheid van een huis. Voor mij moet een interieur altijd leven – het mag nooit een showroom zijn waar je bang bent iets aan te raken.’
2. Wat is jouw gouden tip om een huis meer sfeer en persoonlijkheid te geven?
‘Ga altijd uit van wat je al hebt, en vooral van wat een betekenis voor je heeft. Een erfstuk van je oma, een vondst van een rommelmarkt, een kunstwerk waar je verliefd op bent geworden of een souvenir van een bijzondere reis. Dat soort stukken vertellen een verhaal. Ze maken een huis uniek en zorgen ervoor dat je blij wordt als je ernaar kijkt. De grootste valkuil is te veel denken in “plaatjes-perfecte” showrooms. Natuurlijk, die huizen zijn prachtig en alles klopt. Maar ze leven vaak niet. Je moet kunnen bewegen in je huis, dingen moeten gebruikt worden. Een bank moet lekker zitten, een kast moet praktisch zijn. En bovenal moet je omgeving je gelukkig maken. Durf je keuzes uit te stellen. Je hoeft niet alles in één keer aan te schaffen. Spaar voor dat ene bijzondere item, stoffeer een meubel opnieuw, of verf een kast zodat hij weer bij je past. Ook met een klein budget kun je veel doen: ga naar markten, kijk bij kringloopwinkels, en wees creatief. Door spullen te verzamelen bouw je langzaamaan een interieur met een verhaal. En dát maakt een huis sfeervol.’’
3. Wat is jouw eerste herinnering aan een interieur dat indruk maakte?
‘Ik denk meteen aan mijn oom. Hij verhuisde vaak en richtte zijn huizen altijd opnieuw in. Hij was heel maximalistisch en sleepte de meest bijzondere meubels en objecten mee naar huis. Zijn huizen waren belevingen: overal kleur, patronen, behang en kunst. Zelfs plafonds waren soms hoogglans gelakt. Het was het tegenovergestelde van saai en ik vond het geweldig. Van hem heb ik geleerd dat je interieur juist spannend en speels mag zijn. Maar naast mijn oom zijn hotels altijd een enorme inspiratiebron geweest. Vooral in steden als Parijs en Londen zie je in hotels dat er veel meer kan. Rijke tapijten, diepe kleuren, prints op prints. Alles klopt, tot in de kleinste details. Een balie, een traploper, een tafelpoot – overal is over nagedacht. Dat vind ik heerlijk. Ik kan daar rondlopen en overal foto’s maken. En vaak denk ik: waarom zouden mensen thuis niet meer durven wat hotels al jarenlang laten zien? Een slaapkamer bijvoorbeeld: met een mooi dekbedovertrek, een paar kussens, warme verlichting en kleur op de muren kun je al een hotelgevoel creëren, zonder dat het enorm kostbaar hoeft te zijn.’
4. Welke trends omarm je dit jaar en welke laat je links liggen?
‘Ik ben heel blij dat we af zijn van het strakke Scandinavische minimalisme. Er mag weer meer! Meer kleur, meer patronen, meer klassieke invloeden. Ik zie weer sierlijsten in keukens, ronde vormen, en het zogenaamde color drenching: muren én plafonds in één kleur. Ook zie je dat leveranciers weer durven: behang, rijke stoffen, uitgesproken kleuren. Het mag allemaal gedurfder en persoonlijker. Wat me minder aanspreekt zijn trends die té uniform worden. Zwarte stalen deuren bijvoorbeeld. Begrijp me niet verkeerd: ik vind ze nog steeds mooi en praktisch, maar het is zo massaal opgepakt dat het inmiddels voorspelbaar is. Waarom altijd zwart? Je kunt stalen deuren ook in andere kleuren doen, combineren met hout of kiezen voor ronde vormen. Net zoals met visgraatvloeren: durf een ander legpatroon of materiaal. Interieurs worden pas interessant als mensen hun eigen keuzes durven maken.’
5. Als je vrij spel zou krijgen om een iconische ruimte opnieuw in te richten, welke zou dat zijn?
‘Dan kies ik voor een boot. Het lijkt me fantastisch om een iconisch schip om te toveren tot een soort boutique-boot. Alles op maat gemaakt, van meubilair tot beddengoed en servies. Vaak zijn jachten een beetje kitsch, maar ik zou juist kiezen voor een elegante, klassieke uitstraling. Denk aan de grandeur van de Orient Express, maar dan op het water. Een ruimte waarin elk detail klopt, waar luxe en maatwerk samenkomen. Dat lijkt me echt een droomproject.’