1968 is het jaar waarin het verhaal van WestCord Hotels begon. In dat jaar kocht bakker Emo Westers een hotel voor zijn zoon Harry: Hotel de Wadden op Vlieland. Dat dit hotel het begin zou zijn van zo'n bloeiend bedrijf had ook Harry Westers zelf niet kunnen denken. Toch zijn we benieuwd hoe het zo gekomen is én hoe het nu verder gaat. Daarom spreken we met Harry Westers zelf, op het ss Rotterdam.
U begon op uw achttiende in Hotel de Wadden op Vlieland, dat door uw vader was gekocht. Hoe was uw eerste reactie hierop?
‘Mijn vader was bakker en mijn oudste broer werd ook bakker. Ik stond ingeschreven in Haarlem, waar je een school voor vliegtuigbouw had. Vlak voordat ik daar heen zou gaan vertelden mijn ouders dat ze het hotel gekocht hadden en dat ze het wel zagen zitten dat ik dat zou gaan runnen. Ik was natuurlijk heel verbaasd. Het was ook bijzonder dat ze zoveel vertrouwen in mij hadden, terwijl ik nog zo jong was. Dat was toen, op Vlieland, en nu zitten we hier op het ss Rotterdam. Dit is natuurlijk een heel andere tak van sport.’
Heeft u ooit durven dromen van een hotelgroep zoals deze vandaag de dag is?
‘Nee, dat kun je gewoon niet dromen. Nu is het grappig genoeg wel zo dat er een paar huizen bij ons vandaan een waarzegster woonde. Wij noemden haar Bolletje Brink en zij kwam ook bij mijn ouders in de bakkerij. Op een dag, toen mijn moeder achter de toonbank stond en ik als kleuter wat om haar heen dribbelde, heeft zij voorspeld dat ik een zakenman zou worden. Wat dat betreft heeft Bolletje Brink wel een beetje gelijk gehad, haha. Mijn moeder heeft me dit verhaal overigens pas jaren later verteld.’
Hoe ging dat, in die begintijd, zonder echte ervaring?
‘Dat ging gewoon zoals het ging. We hadden natuurlijk ook medewerkers en zo kwam er in het tweede jaar een chef-kok in dienst die iets ouder was. Hij zei me dat het zo niet langer kon; iedereen riep steeds “Harry” door de zaak en dat moest volgens hem “meneer Westers” worden. Grappig genoeg is dat nooit meer veranderd. We hebben inmiddels achthonderd medewerkers en op een aantal leidinggevenden na spreekt iedereen mij zo aan.’
U had vanwege uw leeftijd ontheffing van de Koningin nodig om als bedrijfsleider te mogen werken. Hoe ging dat in zijn werk?
‘Dat moest inderdaad aangevraagd worden en uiteindelijk kregen we er een soort vergunning voor. In die tijd was het nog zo dat je 25 jaar oud moest zijn om een horecabedrijf te mogen runnen – tegenwoordig word je wat eerder volwassen bevonden. En ik moest me natuurlijk ook wel volwassen gedragen, als leidinggevende van een hotel. Het was wel een bescheiden hotel hoor; we hadden 32 kamers. Een aantal jaar later, toen ik 23 was, begon ik een tweede zaak en tegelijkertijd vroeg ik de grond aan waarop Seeduyn gebouwd is. Toen wist ik nog niet dat het vijftien jaar zou duren voordat we daar konden gaan bouwen – er waren veel bezwaren. Ook daar is de koningin nog aan te pas gekomen. Ik kreeg het advies haar een telegraaf te sturen en uiteindelijk heeft dat ervoor gezorgd dat we de vergunning een aantal maanden later alsnog kregen.’
Hoe was het voor u als Vlielander om in 1994 uit te breiden naar de andere Waddeneilanden?
‘Dat liep zo. Twee jaar na de aanbouw van Seeduyn hebben we het naastgelegen Strandhotel gekocht – een ouder hotel dat we later hebben afgebroken en opnieuw hebben opgebouwd. Toen was men op Terschelling ook bezig om een hotel te ontwikkelen en werden wij gevraagd dat te gaan runnen. Dat werd Hotel Schylge.’
Nog groter wellicht was de stap naar het vasteland, met de opening van het Art Hotel in 2001.
‘Ja, maar dat was eigenlijk ook weer een toevalligheid. De bank vond het belangrijk dat we ergens bij hoorden en zo zaten wij jaren bij Wagon-Lits; een treinmaatschappij met een aantal hotels in de Benelux. Die hotels werden allemaal gerund door managers – ik was de enige directeur en eigenaar in de groep – en met hen kwam ik maandelijks bijeen, steeds in een ander hotel. Daarvan kreeg ik een veel bredere visie en heb ik veel geleerd. Eén van die managers probeerde tien jaar later een hotel te ontwikkelen in Amsterdam, maar dat lukte niet. Hij vertelde mij daarover toen we hem tegenkwamen bij “Spel Zonder Grenzen”, waar we namens Vlieland aan mee deden. Nota bene in Italië. Hij moest binnen een week met een definitief plan komen, anders ging het hele verhaal over. Ik antwoordde dat we zouden komen kijken, om te zien of we er iets mee konden. En zo ging ik de week erop met Van der Schoot naar Amsterdam; hij was een gerenommeerd ondernemer die zaken snel in de gaten had en heeft me veel geholpen. We besloten ervoor te gaan en een half jaar later zaten we in Amsterdam. Vanaf dat moment is onze organisatie breder geworden.’
Je zou kunnen zeggen dat het hek toen van de dam was. Zo beleefde u een aantal jaar later, in 2009, een cruciaal jaar. Er was de recessie, u ging weg bij Golden Tulip om op eigen benen te staan en opende drie hotels.
‘Het was inderdaad vrij spectaculair, maar je groeit er ook naartoe. Dat is een voordeel. Voor de zoon waarvan we verwachten dat hij de leiding van de totale organisatie gaat overnemen, zal dat heel anders zijn. Hij is natuurlijk veel breder opgeleid dan ik – hij heeft de Hogere Hotelschool gedaan en gestudeerd aan Nyenrode – maar waar ik in vijftig jaar geleidelijk naartoe gegroeid ben krijgt hij ineens op zijn bordje. Waar ik begon met een hotel en tien werknemers, heeft hij straks zestien hotels en achthonderd medewerkers. En dan is hij ook nog eens het zoontje van de baas, wat het toch lastiger maakt om een eigen plekje te vinden. Onlangs is hij begonnen en hij heeft nu drie jaar de tijd om ingewerkt te raken.’
Het is voor mij heel fijn dat er opvolgers zijn, onze wens om het een familiebedrijf te laten blijven komt daarmee uit
Genoeg te doen in de toekomst! Hoe gaat de overname van de hotels eruit zien?
‘Ik heb vier zoons. De oudste doet iets voor zichzelf en hij doet dat heel goed. Mijn tweede zoon, Leon, heeft net een nieuw strandpaviljoen gebouwd – ’t Badhuys. Hij gaat zich bezighouden met de hotels op Vlieland, dus hij zal De Wadden en Strandhotel Seeduyn gaan aansturen. Zijn broer Michael gaat de organisatie aansturen, WestCord breed. En later komt onze jongste, Harry, er nog aan. Hij loopt op dit moment stage in Nieuw Zeeland en moet zijn plekje nog gaan veroveren. Het is natuurlijk erg bijzonder dat zij het stokje gaan overnemen. Ze zijn weliswaar opgegroeid in de hotels op Vlieland, maar hebben zelf voor de Hotelschool gekozen – dat is niet iets waarop wij aangestuurd hebben. Het is voor mij heel fijn dat er opvolgers zijn, want waar doe je het anders voor. Onze wens om het een familiebedrijf te laten blijven komt hiermee uit.’
Hoe verklaart u uw eigen succes?
‘Tja… je moet gewoon doen wat je leuk vindt en als er dingen op je pad komen, dan doe je dat wel of niet. Ik zeg altijd: wij verzamelen geen hotels, maar het komt op ons pad en we gaan ergens voor wanneer we het leuk vinden. We vinden het belangrijk dat we tevreden gasten hebben en blije medewerkers. Zonder lukt het ook niet – dan ben je nergens. En we willen graag een mooi product hebben. Nu met het nieuwe Hotel Jakarta bijvoorbeeld, zijn we het eerste energieneutrale hotel in Nederland. Dat is iets bijzonders. Daarmee zijn we een voorloper en trekken we ook veel aandacht van collega’s, die bij ons willen komen kijken.’
Vijftig jaar… Je kunt je dat bijna niet voorstellen. Het voelt alsof ik gisteren begonnen ben
Wat drijft u?
‘Op dit moment is dat de overdracht aan mijn zoons. We hebben nog twee hotels af te maken – Hotel Jakarta en het hotel in Groningen – en dan moet ik zorgen dat het bedrijf in goede handen is bij de jongens. We hebben een grote verantwoordelijkheid tegenover onze medewerkers. Als ik het stokje overdraag hebben we waarschijnlijk meer dan duizend mensen in dienst en zij hebben allemaal weer een thuisfront om voor te zorgen. Maar we zien het ook als onze verantwoordelijkheid om historie te laten voortbestaan voor het nageslacht, zoals Hotel New York en het ss Rotterdam. We zitten hier eigenlijk gewoon op een museum en je hoopt toch dat dat er over vijftig jaar nog steeds is.’
Wat is uiteindelijk het allermooist aan dit alles?
‘De uitdagingen en mogelijkheden die ik gekregen heb. Om een ss Rotterdam te kopen, om de opdracht voor Hotel Jakarta te winnen terwijl er dertig inschrijvingen waren, om te mogen starten in Groningen… Dat maakt dat ik me een bevoorrecht mens voel. Natuurlijk helpt dat wat we al neergezet hebben ons daarbij. We krijgen ook wekelijks aanbiedingen. Dat is al erg leuk, al kunnen we niet overal op in gaan.’
En waarop bent u het meest trots?
‘Dat ben ik niet. Ik ben gewoon een blij mens. Ik heb het getroffen met Jennifer en met vier zoons, die goed in hun vel zitten en het goed doen. Als vader is dat mooi meegenomen.’